Welgestorven
De statige eik, aan d' ouden kerkhofmuur,
tell' d' ouderdom bij honderden van jaren,
eens slaat zijn uur;
de tijd verstrooit zijn ingekrompen blâren,
zijn stam verdroogt; hij buigt zich tot het graf,
waaraan hij eertijds schaduw gaf,
en mengt zijn stof met de asch van oude en jonge knapen,
die aan zijn wortel slapen.
Geen wonder dan,
dat de oude vrome man -
zoo lang 't eerwaardig hoofd van onze priesterscharen -
niet altoos leven kan!
Maar, zuchtende onder 't juk van meer dan tachtig jaren,
in 't eind Natuur haar tol betaalt,
en stil ten grave daalt.