Grafschrift
Op verre na den trap van driemaal zeve jaren
nog niet beklommen, en reeds van de dood gevelt!
Zoo valt een Lenteroos, door woedend stormgewelt
van haren steel gemayd, voor 't ôpnen van haar blaren.
Zoo groen een Jeugt dus te verderven! 't is een straf.
ô Alvernielend spook, door onschult noyt verbeden!
Neem trotse, en fiere Jeugd, een spiegel aan dit graf!
Dan zult ge zien, hoe haast het hier is uitgestreden:
Wat glans, wat fiere Jeugd de Lenteroos vertoont,
zij word, zoo min hier, als de Kerkhofbloem verschoont.