| vorige | volgende |
Het graf
Ruischt zachtkens om dit graf, verkoelende avondwinden! Verwaait de sluimrende assche niet van hem, die jaren kampte om luttel heils te vinden, van hem, wien de aard' niets schonk dan bitter zielsverdriet! 't Is hier, dat hij den dag, dien duizend andren vreezen, den grooten dag des oogsts, reikhalzende verbeidt; dan zal zijn smarte zaligheid, en elke druppel gal een druppel honig wezen.
