Gebed voor den stervende
Klinkdicht
Verr' van het snood gepoog der snode wereldlingen
ga ik na d'Eng'len vreugd, en laat het aards verdriet.
Hier trof mij niet als ramp, daar treft de ramp mij niet.
Hier hoord' ik naar getreur, daar hoor ik d'Englen zingen.
Geen droevig ongeval zal mij daar meer bespringen;
daar zal ik smaken 't heil, dat God den sijnen bied.
Daar zal ik zijn gelaavt uit Godes vreugden-vliet.
Daar zal ik met een schaar des Heilands troon omringen.
Vlied aardsche schatten, vlied, mijn schat, dat is mijn God.
All' d'aardsche mogendheid wijkt voor het heil-genot,
dat mij, mijn Heiland zal, als een verkoorling, geven.
'k Heb lang genoeg op aard versleten mijne jeugd.
De dood is mij een weg, tot een onstervlijk leven.
Hoe langer op der aard, hoe minder in de vreugd.